COLUMN
Yvonne is diep ongelukkig. Weer een afwijzing. Laatst probeerde ze het voor de vier keer. Telkens was het spannend. Telkens moest ze een drempel over. Maar ze ging toch naar de sociale dienst. Want ze had die uitkering echt nodig. Iedere keer maakte ze braaf aantekeningen tijdens de workshop. Haar c.v. op orde brengen, solliciteren, en de opdracht invullen. Ze begreep het allemaal niet zo goed, maar daar liet ze niets van merken. Want ze wist hoe mensen kunnen reageren, als ze weten dat je niet zo slim bent. Maar inmiddels staat het water haar aan de lippen. Schulden, stress… hoe moet ze nu aan geld komen?
Menig gemeenteraadslid is er dol op. Evalueren. Nu dat zo ongrijpbare sociale domein gedecentraliseerd is, hebben raadsleden tal van vragen. Hoe komt het dat we tekorten hebben? Ligt dat aan de modellen uit Den Haag, of doen wij iets verkeerd? Zet onze lokale aanpak zoden aan de dijk, of moet het roer om? Om grip te krijgen op deze vragen, verantwoorden sociale professionals zich een slag in de rondte. Zodat beleidsmakers aan het eind van de maand kunnen tellen. Hoeveel mensen we hebben geholpen? en zijn dat er meer of minder zijn dan in vorige jaren…
Maar kijk naar Denny. Denny belandde een paar maanden geleden op de intensive care van de GGZ. Hij wilde een eind aan z’n leven maken. Met wat structuur en medicatie ging het gelukkig al snel beter. Drie weken later werd hij ontslagen. Omdat hij bang was weer depressief te worden, zocht hij naar een geschikte behandelaar. Maar nergens kwam hij binnen. Omdat Denny een licht verstandelijke beperking heeft, zijn maar een paar gespecialiseerde GGZ-instellingen in staat hem te helpen. Bij geen enkele instelling kon Denny terecht. Want zijn verstandelijke beperking was pas na z’n 18e gediagnosticeerd. Daarom had hij geen recht op WLZ-financiering, volgens het CIZ. En een contract met de zorgverzekeraar was er ook niet.
Vrijwel iedere week komen we mensen zoals Yvonne of Denny tegen. Mensen die om welke reden dan ook, niet geholpen worden. Dat leidt vaak tot steeds grotere problemen. En veel maatschappelijke kosten. Want naarmate we langer wachten met mensen helpen, wordt de kans steeds groter dat hun bestaande problemen escaleren.
De tragiek van de gemeenteraad is dat zij alleen zicht krijgt op wie wél geholpen is. Welke activiteiten wél ondernomen zijn. Zodra we mensen hebben uitgesloten van dienstverlening, verliezen we ze uit het oog. Dat is niet alleen jammer voor de Yvonnes en de Dennys van deze wereld. Het is ook een gemiste kans voor de organisaties die Yvonne en Denny uitsluiten. Omdat we zo ook mensen uitsluiten die wel recht hebben op een voorziening, maar niet in staat zijn om zichzelf daar toegang toe te verschaffen. Niet vanwege een gebrek aan motivatie. Maar omdat ze het simpelweg niet lukt. Vanwege een verstandelijke beperking, niet aangeboren hersenletsel, of psychische problematiek. En juist die mensen moeten we niet uit het oog verliezen. Laten we daarom ook vaker evalueren wie we niet geholpen hebben. En als we constateren dat mensen het niet zelfstandig kunnen, we ze niet uit-, maar juist insluiten.
Deze column verscheen eind april in de papieren Zorg+Welzijn
COLUMN
We horen het de laatste jaren steeds vaker: Moeder wil altijd alleen maar het beste voor haar kinderen. En dan niet als compliment maar vreemd genoeg als verwijt. Dat vinden wij raar. Als diagnose, van bijvoorbeeld een obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis, zouden wij die opmerking nog kunnen begrijpen. Maar een behandelplan voor dit claimgedrag komen we nooit tegen. Het wordt nooit als ziektebeeld genoemd. Het is vooral vervelend gedrag. En als hulpverlener kun je er bijna nooit aan voldoen. Want als je het ene probleem hebt opgelost, mag je weer aan de slag met het volgende probleem. Maar zeg nou zelf, welke moeder wil niet alleen maar het beste voor haar kinderen?
Wat ook raar is, is dat het eigenlijk nooit om het aller beste gaat. Wat ouders willen is vaak best wel normaal. Vorige week wilde een moeder een anti-allergeen matrasje en dito beddegoed voor haar allergische zoontje. En ook voor z’n twee broers waar hij mee op de kamer slaapt, en speelt. Niet bepaald luxe, met twee broertjes een kamertje delen om in te spelen en slapen. Maar voor sommige professionals was een matras voor zijn broertjes er te veel aan. Dat was toch wel erg overdreven. Waar was dat voor nodig?
Een andere moeder wilde graag dat de instelling die de opvoeding van haar zoontje ging overnemen extra goed haar best zou doen. Bij de vorige drie instellingen was het opvoeden niet gelukt. Haar zoontje zat telkens binnen een jaar weer thuis. Nu ging ze er zelf op toezien dat het deze keer goed zou gaan. Maar de instelling wilde geen enkele bemoeienis van moeder bij hun werkzaamheden. Sterker nog, zij maakten moeder duidelijk dat het averechts zou werken als zij zich met alles wat niet perfect verloopt in de instelling zou gaan bemoeien. Bovendien behandelen ze in de instelling iedereen even goed en dat is vaak meer dan voldoende. Moeder smeet uit blinde woede haar koffie kopje kapot tegen de muur. Ze had dus al drie keer instellingen meegemaakt waar precies dat, niet voldoende was voor haar zoon! En dat wilde ze nu duidelijk maken.
Haar zoontje werd niet toegelaten tot de instelling. Moeder was te agressief richting het personeel, en had veel te hoge eisen aan de behandeling van haar zoontje. Wij zouden eerder zeggen dat moeder gefrustreerd is in plaats van agressief en proberen haar grote zorgen om haar zoontje ten productieve te kanaliseren. Dat dit niet de hoofdtaak van een jeugdinstelling is kunnen we begrijpen. Maar laten we op zijn minst waarderen dat ouders het beste voor hun kinderen claimen. Zeker als ze al jaar in jaar uit iedere toegang tot iedere voorziening hebben moeten bevechten. En zeker als ondanks al die goede bedoelingen iemand nog steeds sub-optimale hulp krijgt. Hulp die de problemen niet oplost, maar hooguit tijdelijk stabiliseert. En laten we op zijn best claimgedrag niet meer gebruiken als argument om voorzieningen niet toe te kennen. Laten we naar slimmere wegen zoeken om dit gedrag te voorkomen en te verbeteren. Door iets niet toe te kennen helpen we mensen echt niet beter hun gedrag aan te passen.
Deze Column verscheen eind februari in de papieren Zorg+Welzijn
COLUMN
Ellis heeft een probleem. Een klein jaar geleden is ze met haar dochtertje van twee vertrokken bij de ouders van haar vriend. Daar woonde het jonge gezin omdat er geen passende woning beschikbaar was. Maar de spanningen in het te kleine huis liepen zo hoog op dat het niet alleen meer bij woorden bleef. Daarom is Ellis vertrokken. Naar een andere gemeente, waar ook geen passende woning beschikbaar is. Maar wel een woning die ze kan betalen. Maar daar mag ze zich van de verhuurder niet inschrijven. Als ze dat doet kan ze vertrekken, zegt haar huurbaas.
De gemeente waar Ellis woonde heeft haar inmiddels uitgeschreven omdat ze daar niet meer woont. Ellis redde zich tot nog toe met een flex-contract bij een hotel. Maar daar is steeds minder werk, en dus minder inkomen. Ellis kan de huur niet meer betalen en heeft net genoeg geld om te eten. De hulpverleners uit de gemeente waar Ellis woonde zeggen dat ze niks meer kunnen doen, omdat ze is uitgeschreven. Maar de nieuwe gemeente kan haar pas met inkomen helpen als Ellis zich inschrijft. Op het adres waar ze nu woont. Maar dat mag niet van haar huurbaas. Beide gemeenten hebben geen passende betaalbare woning beschikbaar, en zonder inschrijving komt ze niet in aanmerking voor urgentie. Het enige advies dat ze kunnen geven is om de illegale huursituatie te verlaten en zich met haar dochter bij de maatschappelijke opvang te melden.
Soortgelijke situaties komen we bijna wekelijks tegen in het land. Gemeenten vinden de Wet Basisregistratie Personen(BPR) en lokale regels rond het verkrijgen van een postadres belangrijker dan het klimaat waarin ouders hun kinderen opvoeden. Of althans, dat is op zijn minst de consequentie van de manier waarop de regels worden toegepast. Maar er is ook een andere wet, namelijk de Jeugdwet. Daarin staat in artikel 2.1 bijvoorbeeld dat gemeenten de veiligheid van de opvoedsituatie moeten kunnen bevorderen en het opvoedkundige klimaat in gezinnen versterken. Ook staat er dat er integrale hulp aan gezinnen en kinderen mogelijk moet zijn. Maar voor zo’n integraal plan is een integrale afweging nodig en die afweging komt zelden tot stand. Hoe kan dit?
In juridische zin is het ‘not done’ om wetten tegen elkaar af te wegen. Iedere wet heeft betrekking op haar eigen rechtsgebied en staat aldus op zichzelf. Maar in maatschappelijke zin kunnen we ons wel degelijk afvragen wat we als samenleving belangrijker vinden. De toepassing van de wet op de basisregistratie, of het versterken van het opvoedklimaat rond Ellis en haar dochtertje. Of scherper geformuleerd, welke wet overtreden we liever? De Wet Basisregistratie Personen, De Woningwet(woonfraude), of de Jeugdwet? Wij zouden het wel weten. Maar de mensen die, die afweging kunnen en moeten maken zitten zelden bij een multidisciplinair overleg aan tafel. Zaten die mensen wel aan tafel, dan hoefde er verder ook geen andere hulpverleners aanwezig te zijn. Want Ellis kan prima voor haar dochter zorgen, ze heeft alleen geen passende woning en onvoldoende inkomen. Daar is geen integraal plan voor nodig, maar een afweging waarin we een huis en inkomen voorliggend op jeugdhulp en maatschappelijke opvang maken.
Deze column verscheen in januari 2017 in de papieren Zorg+Welzijn
COLUMN
Het bestuursrecht kent de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur. Dit zijn spelregels die de relatie tussen overheid en burger in goede banen moeten leiden. Helaas zien wij nog vaak dat deze beginselen met voeten getreden worden. Daardoor worden mensen minder goed geholpen dan mogelijk is.
Gelukkig zijn er genoeg redenen en mogelijkheden om mensen wel goed te helpen. Om maatwerk te leveren. En om de mooie belofte van maatwerk kracht bij zetten formuleren wij hier de Algemene Beginselen van Behoorlijk Maatwerk.
- Zonder plan geen maatwerk
Professionals moeten maatwerk goed motiveren. Het gezin moet begrijpen waar het maatwerk uit bestaat, wat er van hen verwacht wordt en wat zij zelf mogen verwachten. Alle betrokken professionals moeten weten waarom dit specifieke maatwerk voor dit gezin nodig is. En zowel het gezin als de professionals moeten er allemaal volledig achterstaan, natuurlijk. Niet alleen achter hun eigen onderdeel. Een goed maatwerkplan brengt dit allemaal samen. We komen in de praktijk nog maar weinig complete plannen tegen.
- Bureaucratie is geen lastpak maar je beste vriend
Leer van de regels houden. Alleen dan kun je er gebruik van maken. Regels kunnen veel kansen mogelijk maken en zijn nooit bedoeld om gezinnen dwars te zitten. Als dit in de praktijk wel het geval is ga dan op zoek naar de bedoeling achter de regel. En kijk of die bedoeling een uitzondering rechtvaardigt. Zo staan er in de participatiewet artikelen op basis waarvan mensen een uitkering ontzegd kan worden, maar er staan ook artikelen in op basis waarvan gemeenten een uitkering kunnen toekennen.
- Omarm het ongelijkheidsbeginsel
Jarenlang hebben we vooral ongelijke gevallen gelijk proberen te behandelen. Maar ongelijke gevallen gelijk behandelen is ministens zo onrechtvaardig als gelijke gevallen ongelijk behandelen. Voor het leveren van maatwerk is het essentieel dat we ongelijke gevallen leren behandelen naarmate ze verschillen.
- Eén wet uitvoeren is geen wet uitvoeren.
Wat doe je als een gezin alleen door woonfraude door de vingers te zien onderdak kan krijgen? En de gemeente geen andere passende voorzieningen beschikbaar heeft op dat moment? Pas je dan de Woningwet toe waardoor het gezin zonder hulp op straat komt te staan en de gemeente de Jeugdwet overtreedt. Of voer je de Jeugdwet uit en overtreed je de Woningwet? Maatwerk begint met het in kaart brengen van verschillende wetten en de mogelijkheden die ze bieden.
- Zelfredzaamheid is geen uitsluitingscriterium.
Als mensen zelf dingen kunnen of een netwerk hebben is dat mooi meegenomen. Maar de verzorgingsstaat is ontworpen voor die mensen die zichzelf niet helpen. Vergeet dat nooit. Dus het inzetten van eigenkracht of netwerk mag voorliggend zijn, het mag nooit voorwaardelijk worden voor goede hulp en zorg.
- Precedentwerking is een zegen
Als een maatwerkoplossing goed werkt voor een gezin dan moet de gemeente het toejuichen dat andere gezinnen ook die oplossing komen vragen. Leer die aanzuigende werking te gebruiken om het verschil te maken. Dus, ja, als je denkt of hoort: “zo ken ik er nog wel tien…,” Dan biedt dat een kans: help ze dan allemaal zo!
- Boze mensen hebben dezelfde rechten
Mensen die boos zijn, schelden, of vloeken verliezen daarmee niet hun recht op zorg, hulp, of sociale zekerheid. Het is vervelend om met boze mensen om te gaan, maar zij hebben onze hulp hard nodig. Vaak nog meer dan mensen die de rust kunnen bewaren.
- Gebruik geld om toegang mogelijk te maken
Geld opent deuren, maar het sluit ook deuren. Veel voorzieningen verstrekken we beperkt om te voorkomen dat de kosten te hoog oplopen. Goed maatwerk gaat uit van de omgekeerde redenering. We laten mensen juist toe tot bepaalde voorzieningen om te voorkomen dat de kosten hoog oplopen. Maak daarom de kosten en baten van maatwerk expliciet. Dat helpt als argument om mensen toe te laten.
- Voorkom relatieve opwaardering
Er zijn altijd voorbeelden die nog schrijnender, urgenter en zieliger zijn dan het gezin waar je maatwerk voor ontwerpt. Maar het feit dat andere gezinnen er erger aan toe zijn heeft weinig te maken met het plan voor het gezin waar je op dat moment maatwerk voor maakt. Als er mensen zijn die er ‘nog erger’ aan toe zijn, hebben die ook maatwerk nodig. Het kan nooit een reden zijn om anderen niet te helpen.
- Geen meningen zonder oplossing
Gebruik meningen en beelden over gezinnen alleen om een oplossing te ontwerpen. Niet om oplossingen af te schieten. Je mag er pas wat van vinden, als je er iets van kan maken. Voorkom insinuaties en hypothesen over wat het gezin allemaal niet aan zou kunnen en werk oplossingsgericht. Baseer maatwerk op feiten, inschattingen van mensen die het gezin goed kennen en natuurlijk het gezin zelf.
- Accepteer geen wetten die niet zwart op wit staan
Wat doe je als iemand zegt dat een oplossing niet mag? Vraag dan van wie niet. Als het antwoord is ‘van de wet!’, vraag dan welke wet. Als het antwoord is, ‘van de jeugdwet’, vraag dan welk artikel. Vaak is de wet minder rigide dan professionals doen voorkomen. Maak daar gebruik van en laat je niet met een juridisch kluitje in het riet sturen.
- Deel informatie als dat moet
Natuurlijk moeten we erg terughoudend zijn om gegevens te delen. Maar in sommige gevallen is het toegestaan om informatie te delen als dit nodig is voor de toegang tot of kwaliteit van noodzakelijk hulp, zorg of dienstverlening. Zeker als het gezin toestemming geeft.
- Betrek niet te veel professionals
Vanaf de vierde professional maakt iedere professional de problemen alleen maar groter, veelzijdiger en diffuser. Maatwerk wordt dan steeds moeilijker. Bovendien kunnen gezinnen maar een beperkt aantal professionals tegelijkertijd begrijpen. Samenwerken is belangrijk maar overdrijf het niet. Betrek alleen professionals die strikt noodzakelijk zijn om de oplossing dichterbij te brengen.
- Three strikes and you’re in
Als iemand drie keer niet succesvol is behandeld, trajecten zijn gestopt, of cliënten zijn geschorst of weggestuurd, mag de vierde instelling de toegang niet weigeren. Dan ben je ‘binnen’. Dan mag je overal geholpen worden waar je zelf denkt dat zorg het beste aanslaat. Gebruik dat als vuistregel.
- Overdrijf het algemeen belang niet
De beginselen van behoorlijk bestuur kennen het evenredigheidsbeginsel. Dit beginsel stelt dat de overheid individuele burgers niet onevenredig in problemen brengt door wetgeving met een algemeen doel. Veel toegangseisen in de zorg beogen een algemeen doel. Laten we in 2017 het belang van het individu met problemen iets vaker boven dat van ons allemaal gaan.
(Deze beginselen verschenen eerder deze maand in de papieren Zorg+Welzijn)