Claimgedrag

We horen het de laatste jaren steeds vaker: Moeder wil altijd alleen maar het beste voor haar kinderen. En dan niet als compliment maar vreemd genoeg als verwijt. Dat vinden wij raar. Als diagnose, van bijvoorbeeld een obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis, zouden wij die opmerking nog kunnen begrijpen. Maar een behandelplan voor dit claimgedrag komen we nooit tegen. Het wordt nooit als ziektebeeld genoemd. Het is vooral vervelend gedrag. En als hulpverlener kun je er bijna nooit aan voldoen. Want als je het ene probleem hebt opgelost, mag je weer aan de slag met het volgende probleem. Maar zeg nou zelf, welke moeder wil niet alleen maar het beste voor haar kinderen?

Wat ook raar is, is dat het eigenlijk nooit om het aller beste gaat. Wat ouders willen is vaak best wel normaal. Vorige week wilde een moeder een anti-allergeen matrasje en dito beddegoed voor haar allergische zoontje. En ook voor z’n twee broers waar hij mee op de kamer slaapt, en speelt. Niet bepaald luxe, met twee broertjes een kamertje delen om in te spelen en slapen. Maar voor sommige professionals was een matras voor zijn broertjes er te veel aan. Dat was toch wel erg overdreven. Waar was dat voor nodig?

Een andere moeder wilde graag dat de instelling die de opvoeding van haar zoontje ging overnemen extra goed haar best zou doen. Bij de vorige drie instellingen was het opvoeden niet gelukt. Haar zoontje zat telkens binnen een jaar weer thuis. Nu ging ze er zelf op toezien dat het deze keer goed zou gaan. Maar de instelling wilde geen enkele bemoeienis van moeder bij hun werkzaamheden. Sterker nog, zij maakten moeder duidelijk dat het averechts zou werken als zij zich met alles wat niet perfect verloopt in de instelling zou gaan bemoeien. Bovendien behandelen ze in de instelling iedereen even goed en dat is vaak meer dan voldoende. Moeder smeet uit blinde woede haar koffie kopje kapot tegen de muur. Ze had dus al drie keer instellingen meegemaakt waar precies dat, niet voldoende was voor haar zoon! En dat wilde ze nu duidelijk maken.

Haar zoontje werd niet toegelaten tot de instelling. Moeder was te agressief richting het personeel, en had veel te hoge eisen aan de behandeling van haar zoontje. Wij zouden eerder zeggen dat moeder gefrustreerd is in plaats van agressief en proberen haar grote zorgen om haar zoontje ten productieve te kanaliseren. Dat dit niet de hoofdtaak van een jeugdinstelling is kunnen we begrijpen. Maar laten we op zijn minst waarderen dat ouders het beste voor hun kinderen claimen. Zeker als ze al jaar in jaar uit iedere toegang tot iedere voorziening hebben moeten bevechten. En zeker als ondanks al die goede bedoelingen iemand nog steeds sub-optimale hulp krijgt. Hulp die de problemen niet oplost, maar hooguit tijdelijk stabiliseert. En laten we op zijn best claimgedrag niet meer gebruiken als argument om voorzieningen niet toe te kennen. Laten we naar slimmere wegen zoeken om dit gedrag te voorkomen en te verbeteren. Door iets niet toe te kennen helpen we mensen echt niet beter hun gedrag aan te passen.

Deze Column verscheen eind februari in de papieren Zorg+Welzijn