Woonproblemen zijn woonproblemen

Sommige dingen zijn vreselijk onhandig en oneerlijk georganiseerd. Neem nou Stan. Een leuke gast van 20 jaar. Die zich maar mooi heeft ontworsteld aan een al te ruig puberbestaan. En die inmiddels een redelijke verstandhouding heeft met zijn zwakbegaafde moeder. Hij heeft dingen geleerd de afgelopen jaren. Over het leven en zichzelf. Over geld. Over huishouden. Zijn vaste woonbegeleider Wendy heeft hem in een paar jaar tijd een basis meegegeven, die zijn moeder hem nooit had kunnen bijbrengen. Nu is Stan er klaar voor. Hij kan op eigen benen staan. Weg uit de beschermende voorziening waar ie een paar jaar vertoefde.

Maar ja. Waar moet ie naartoe? En waarvan moet ie dan gaan leven? Stan heeft geen recht op een volledige bijstandsuitkering, waarmee hij zichzelf kan onderhouden. Hij zou naar school kunnen gaan, en bijlenen bij de DUO. Maar hij heeft geen idee welke opleiding hij wil gaan doen. Het liefst zou hij daar nog even over nadenken. Hoe moet hij dan een huis of een kamer betalen? De huurtoeslag voor een 20-jarige zet ook al geen zoden aan de dijk. Stan zit helemaal klem. Hij kan wonen. Hij kan op zichzelf. Daar heeft ie samen met Wendy juist zo hard aan gewerkt de laatste paar jaar. En nu hij er persoonlijk aan toe is, blijkt dat het praktisch haast onmogelijk is.

Wendy heeft vorige week uitvoerig alle mogelijkheden met Stan doorgenomen. Maar ze kwamen er samen niet uit. Er is geen geld, er zijn geen goedkope huizen. Daar kwam het telkens weer op neer. Dus ze hebben het maar over een andere boeg gegooid. “Zo zijn er wel meer in jouw situatie”, had Wendy nog gezegd over de oplossing die ze wel konden bedenken. Stans indicatie voor beschermd wonen wordt met een jaar verlengd. Ze hebben tegen de gemeente gezegd dat hij er nog niet klaar voor is. Omdat ie financieel nog te instabiel is. En hij heeft geen “zinvolle dagbesteding”. Daardoor zou zelfstandig wonen onmogelijk een succes kunnen worden. En dus stroomt Stan komend jaar nog niet uit.

In zijn boek ‘Zorg en de Staat’ staat Abram de Swaan kort stil bij het fenomeen van medicalisering van verschijnselen in de samenleving. Om problemen als gevolg van die maatschappelijke verschijnselen met publieke middelen op te lossen, hebben we een professioneel label nodig. Want, met dat label openen deuren van verzorgingsstatelijke voorzieningen zich. In het geval van Stan, en vele anderen, medicaliseren we zijn woonprobleem. Dat gebeurt aan de lopende band.

Er is geen huis en geen geld. En dus doen we alsof Stan er nog niet klaar voor is om uit te stromen uit beschermd wonen. Zo houden we, keurig afgedekt met indicatie, een plek bezet die 60.000 euro per jaar kost. Een huis en een uitkering kosten nauwelijks een derde van dat bedrag. Doe er nog wat ambulante begeleiding bij, en je zit op de helft. Als we woonproblemen nu eens als woonproblemen zouden beschouwen, en niet medicaliseren, dan is Stan beter af en zijn wij goedkoper uit.

 

Deze column verscheen eerder deze maand in de papieren Zorg+Welzijn

Vaker de Jeugdwet in stelling brengen

Ellis heeft een probleem. Een klein jaar geleden is ze met haar dochtertje van twee vertrokken bij de ouders van haar vriend. Daar woonde het jonge gezin omdat er geen passende woning beschikbaar was. Maar de spanningen in het te kleine huis liepen zo hoog op dat het niet alleen meer bij woorden bleef. Daarom is Ellis vertrokken. Naar een andere gemeente, waar ook geen passende woning beschikbaar is. Maar wel een woning die ze kan betalen. Maar daar mag ze zich van de verhuurder niet inschrijven. Als ze dat doet kan ze vertrekken, zegt haar huurbaas.

De gemeente waar Ellis woonde heeft haar inmiddels uitgeschreven omdat ze daar niet meer woont. Ellis redde zich tot nog toe met een flex-contract bij een hotel. Maar daar is steeds minder werk, en dus minder inkomen. Ellis kan de huur niet meer betalen en heeft net genoeg geld om te eten. De hulpverleners uit de gemeente waar Ellis woonde zeggen dat ze niks meer kunnen doen, omdat ze is uitgeschreven. Maar de nieuwe gemeente kan haar pas met inkomen helpen als Ellis zich inschrijft. Op het adres waar ze nu woont. Maar dat mag niet van haar huurbaas. Beide gemeenten hebben geen passende betaalbare woning beschikbaar, en zonder inschrijving komt ze niet in aanmerking voor urgentie. Het enige advies dat ze kunnen geven is om de illegale huursituatie te verlaten en zich met haar dochter bij de maatschappelijke opvang te melden.

Soortgelijke situaties komen we bijna wekelijks tegen in het land. Gemeenten vinden de Wet Basisregistratie Personen(BPR) en lokale regels rond het verkrijgen van een postadres belangrijker dan het klimaat waarin ouders hun kinderen opvoeden. Of althans, dat is op zijn minst de consequentie van de manier waarop de regels worden toegepast. Maar er is ook een andere wet, namelijk de Jeugdwet. Daarin staat in artikel 2.1 bijvoorbeeld dat gemeenten de veiligheid van de opvoedsituatie moeten kunnen bevorderen en het opvoedkundige klimaat in gezinnen versterken. Ook staat er dat er integrale hulp aan gezinnen en kinderen mogelijk moet zijn. Maar voor zo’n integraal plan is een integrale afweging nodig en die afweging komt zelden tot stand. Hoe kan dit?

In juridische zin is het ‘not done’ om wetten tegen elkaar af te wegen. Iedere wet heeft betrekking op haar eigen rechtsgebied en staat aldus op zichzelf. Maar in maatschappelijke zin kunnen we ons wel degelijk afvragen wat we als samenleving belangrijker vinden. De toepassing van de wet op de basisregistratie, of het versterken van het opvoedklimaat rond Ellis en haar dochtertje. Of scherper geformuleerd, welke wet overtreden we liever? De Wet Basisregistratie Personen, De Woningwet(woonfraude), of de Jeugdwet? Wij zouden het wel weten. Maar de mensen die, die afweging kunnen en moeten maken zitten zelden bij een multidisciplinair overleg aan tafel. Zaten die mensen wel aan tafel, dan hoefde er verder ook geen andere hulpverleners aanwezig te zijn. Want Ellis kan prima voor haar dochter zorgen, ze heeft alleen geen passende woning en onvoldoende inkomen. Daar is geen integraal plan voor nodig, maar een afweging waarin we een huis en inkomen voorliggend op jeugdhulp en maatschappelijke opvang maken.

Deze column verscheen in januari 2017 in de papieren Zorg+Welzijn