
- ↲ Samenleving & bestuur
- ↲ Beter besturen door innovatie
De vrijheid om samen problemen op te lossen
Albert Jan Kruiter, bestuurskundige en medeoprichter van het Instituut voor Publieke Waarden, combineert wetenschap met sociaal werk. Samen met collega-actieonderzoekers helpt hij bureaucratische problemen oplossen en ontwikkelt hij ideeën voor democratie en verzorgingsstaat. In dit interview voor de Banning vereniging spreekt hij over vrijheid, gelijkheid, democratie, bureaucratie en zijn favoriete denker: Alexis de Tocqueville.
Wat fascineert je zo aan Alexis de Tocqueville? Zijn zijn geschriften anno 2024 nog van betekenis?
“Je zou kunnen zeggen dat hij in 1835 al de grondtrekken beschrijft van de huidige bureaucratische crisis. Opvallend is dat hij niet zozeer gefocust is op het systeem van wetten en regels, maar de veranderingen in de samenleving onderzoekt. De gelijkheid tussen burgers en het democratische gehalte van de samenleving nemen toe, dat proces is onomkeerbaar na de Franse Revolutie. Maar hij ziet ook dat burgers in Frankrijk zich terugtrekken in hun eigen individuele leven en in hun eigen microwereld van gezin en familie. Publieke taken worden overgelaten aan de staat, burgers verenigen zich niet meer om gezamenlijk problemen op te lossen. Zo ontbreekt er een tegenmacht ten opzichte van de centrale staat, burgers komen als onmachtig individu tegenover een machtige overheid te staan, die mild despotische trekjes gaat vertonen. Dit sociologisch proces van toenemende gelijkheid en individualisering lijkt los te staan van de bestuursvorm of politiek beleid. 1789 leek een trendbreuk maar was dat niet. Na de Franse Revolutie is de koninklijke despoot verjaagd, maar in plaats daarvan is de individuele burger onderworpen aan de bureaucratie van de staat, aan het dictaat van de klerken. De toeslagaffaire in Nederland anno 2024 is daarvan een sprekend voorbeeld. In contact met de overheid heeft te burger telkens weer een bureaucratische ervaring.
Op zijn reis door Amerika in 1831 ziet Tocqueville ook een andere werkelijkheid, namelijk burgers die zelf, in onderlinge samenwerking publieke taken op zich nemen. Daarbij moeten ze bij het stichten van een school het eens zien te worden over het lesprogramma, de een wil meer rekenen, de ander meer taal. Men weet: als we er niet uitkomen, komt er helemaal geen school, dus alleen met overleg, met geven en nemen kan resultaat worden geboekt. Dat noem ik dan de democratische ervaring: je actief inzetten, niet altijd je zin krijgen maar wel invloed hebben. Met Tocqueville denk ik dat de kwaliteit van die dagelijkse democratie, ook wel maatschappelijke democratie genoemd, rechtstreeks samenhangt met de vitaliteit van de politieke democratie. Zonder de eerste, erodeert de laatste.”
Tocqueville is populair bij rechts. Rutte en Baudet lopen met hem weg lijkt het. Hoe minder overheid, hoe beter, vrije burgers maken het zelf wel uit.
“Tocqueville wordt misbruikt om een neoliberaal verhaal te ondersteunen, om de zegeningen van de markt ten opzichte van de staat te benadrukken. Maar in 1835 was er amper sprake van een markt, dus zo’n verband is historisch gezien ongerijmd. Hij pleitte juist voor arbeiderszelfbestuur, onderlinge hulp en verzekeringen, voor een sterke civil society, voor de vrijheid van burgers om hun gezamenlijke problemen juist gezamenlijk op te lossen. Politieke partijen die Tocqueville claimen voor één kant van het verhaal, moet je altijd wantrouwen. Hij laat altijd meerdere kanten van een fenomeen zien. Individualisme heeft goede en slechte kanten. Net als bureaucratie bijvoorbeeld.
Er zijn overigens al decennia problemen in het functioneren van de overheid. De verzorgingsstaat kan zijn pretenties niet meer waarmaken. Individuele burgers vragen steeds meer van de overheid; niet alleen algemene voorzieningen, maar arrangementen die voor hen op maat gesneden zijn. Daar vertilt de overheid zich aan. Het antwoord in de jaren ’80 was de neoliberale oplossing. De overheid was te groot en te complex geworden, die moest kleiner en de markt zou taken moeten overnemen.
Ik merkte al op hoe hardnekkig onderliggende historische en sociologische processen kunnen zijn, want een breekpunt was die neoliberale wending niet. Het was de staat immers die opnieuw het burgerschap definieerde, bepaalde hoe burgers zich zouden moeten gedragen: ze moeten productief én consumptief zijn, gezondheid nastreven, zelfredzaam zijn en vooral het collectief niet tot last zijn. Ze moeten zich gedragen als een verstandig individu dat rationeel de beste keuzes maakt voor producten en diensten die de markt biedt. Koop een auto en koop een huis, het is jouw keuze en jouw individuele verantwoordelijkheid. Dit neoliberale mensbeeld en de daarbij passende wet- en regelgeving dwingt mensen ertoe om hun vrijheid op een bepaalde manier vorm te geven. Het is een soort van vrijheid die door de staat wordt gedicteerd.
Intussen is het probleem van de gebrekkig functionerende overheid niet opgelost, net zoals veertig jaar geleden loopt de zaak vast. Pretenties en ambities kunnen nog steeds niet worden waargemaakt, zie de treurige gang van zaken rond de afhandeling van de toeslagaffaire, de schaderegeling in Groningen en de problemen in de jeugdzorg.”
Wat nu? Moet de overheid weer de regie terugpakken zoals ter linkerzijde regelmatig wordt bepleit?
“Dat lijkt me erg kort door de bocht. Wat voor een overheid en welke regie wordt dan bedoeld? Tocqueville was daar al niet optimistisch over: door de onvermijdelijke individualisering verenigen burgers zich steeds minder en blijft het maatschappelijk middenveld zwak. Zo wordt er geen tegenmacht gevormd en zal de staat mild despotische trekjes blijven vertonen.
De staat geeft zijn zeggenschap niet graag uit handen en blijft de neiging houden om burgers te disciplineren en zijn normen en zijn expertise dwingend op te leggen. Ik kom dat maar al te vaak tegen in de dagelijkse praktijk. We spraken bijstandsmoeders die in één buurt wonen. Zij gaven aan dat ze best wilden werken, maar dat vervolgens de lokale kinderopvang daarbij een probleem was door personeelstekorten. Wij stelden voor om die opvang dan te organiseren samen met die moeders, die bij toerbeurt dienst zouden doen in een op te richten crèche. Zo snijdt het mes toch aan twee kanten: de gemeente is minder kwijt aan bijstandsuitkeringen en vrouwen kunnen doen wat ze graag willen, namelijk aan het werk. Maar dat stuit op allerlei systeemeisen: het plan kon niet voldoen aan de hoge eisen van opleiding en personeelsinzet die diezelfde overheid stelt aan de kinderopvang. Terwijl in het dagelijkse leven die moeders de eigen en andermans kinderen kunnen opvangen zonder gedetailleerde kwaliteitseisen. Met andere woorden: de vrijheid van burgers om gezamenlijke problemen gezamenlijk op te lossen wordt door de overheid op grond van wet- en regelgeving beknot. Door die ijzeren bureaucratische wetten is er in de kinderopvang een personeelstekort gecreëerd aan de ene kant, en zitten burgers gevangen in een uitkering aan de andere kant. Liever bijstandskeringen dan moeders aan het werk.
Albert Jan en Dirk Achterbergh praten verder over hoe de civil society weer vleugels kan krijgen en de mogelijke rechtsongelijkheid die ontstaat wanneer groepen burgers zelf problemen gaan oplossen.
Tekst: Dirk Achterbergh